Schuif eerst de dobber ongeveer op de diepte dat je denkt dat het water diep is. Daarna kunnen we onze dobber ingooien op de plek waar we denken te gaan vissen, laat de dobber recht onder de top van de hengel zakken, alleen zo kunnen we de juiste diepte bepalen. Peil nooit schuinweg over de visstek heen.
De diepte van je dobber hangt af van de diepte van het water. In de meeste gevallen is het verstandig om 20 tot 30 centimeter boven de bodem te vissen. Als het een warme zomerdag is, en je de voorns vaak ziet zwemmen, is het verstandig om wat hoger in het water te vissen.
Dobber uitloden met een staande haak
De eerste manier is het te peilen op het lood wat aan de lijn zit. Wanneer je ziet dat de dobber goed uit het water steekt, dan is je dobber te hoog. Door de dobber naar beneden te schuiven zal je zien dat de dobber minder hoog uit het water steekt.
In stilstaand water gebeurt het vaak dat de wind het water naar een bepaalde kant opstuwt. Jouw dobber drijft dan met de wind mee, maar tegen de bodem aan kan door onderstroming (dat is het terugkerend water) je lokaas de andere kant opgaan.
Als je dobber plat blijft liggen op het water, dan moet je dobber wat naar beneden schuiven in de richting van de haak. Duikt je dobber onder water dan moet je de dobber juist iets omhoog schuiven. Net zolang tot hij mooi staat. Je dobber is dan afgesteld voor het vissen op de bodem.
Is het water 1 tot 2 meter diep? Dan is een dobber van 0,50 tot 0,75 prima te gebruiken. Dieper water, zoals een meer van 2 a 3 meter diep bevis je het beste met dobbers van 0,75 tot 1 gram zwaar en water tot en met 5 meter diep heeft een dobber van 1,50 gram tot 2,00 gram nodig.
Tijdens het actief vissen of slepend vissen met een foreldobber, gooi je het aas meerdere malen achter elkaar in en haal je het daarna langzaam binnen. De beweging van het aas in het water lokt de forel uit tot aanbeet. Het is tijdens actief forelvissen wel belangrijk om in beweging te blijven.
Je dobber zal vaak niet ondergaan wanneer je zo op de bodem vist. De vis pakt je aas en tilt daarbij het laatste loodje op. Je dobber zal dus niet ondergaan, maar juist een stukje omhoog komen, om daarna schuin naar beneden onder water te verdwijnen. Dan is het moment om de haak te zetten en kan de dril beginnen.
Bij stroming of als je grote vis wilt vangen is het vaak gunstig om tussen de 20 en 50 centimeter dieper te vissen dan je peildiepte. Maar peil altijd heel nauwkeurig, ook links en rechts en een meter voor en achter je stek. Je komt dan niet voor verrassingen dat het water sterk afloopt.
Anders is het in dieper en daardoor ook koeler water, zoals kanalen en diepe plassen. Karper en brasem zoeken bijvoorbeeld in zandwinplassen de diepere waterlagen op. Bij een goed zuurstofgehalte is de vis dan meestal tussen de 8 en 12 meter te vinden en te vangen!
Op de meeste goede dobbers staat trouwens reeds een aanduiding van hoeveel lood hij draagt, Bv. 4xAA of 5x0.2gr, of het draagvermogen staat gewoon vermeld bv. 1gram. In veel gevallen zal je echter zelf willen beslissen welke en hoeveel loodhagels je op de lijn wil zetten.
De lengte van de onderlijn moet ieder zelf bepalen (waar jij lekker mee vist). Meestal bedraagt ze tussen de 13 á 20cm voor kanaalvisserij en tot 40 á 60cm voor vijver- en brasemvisserij. Zelf gebruik ik meestal onderlijnen van 15cm.
Vissen met een onderlijn is nodig om je hoofdlijn te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld zijn voor tanden van roofvissen, maar ook voor scherpe stukken in het water zoals stenen. Ook is het met een onderlijn makkelijker om te verwisselen van haak of kunstaas.
Wanneer het best vissen op voorn? In principe is het bijna het hele jaar door goed mogelijk om op voorn te vissen. Het moet alleen gezegd dat de beste vangtijd de maanden maart en april zijn. Dan begint het water op te warmen waardoor blankvoorns het diepe water verlaten om naar het ondiepe te zwemmen.
De beste visstekken vind je bij beschutte plekken als een brug, steiger of vlonder. Werp wat lokvoer in het water om de vissen aan te trekken. Bevestig een dobber en vishaak aan het einde van je lijn, hang aas aan de haak en gooi je hengel uit. Geluid schrikt vissen af, dus wees stil tijdens het vissen.
Dobber voor voorn
Gebruik daarom een dobber met een draagvermogen van 0,5 tot 2 gram. Vis je op een vijver en is het nagenoeg windstil? Dan is 0,5 gram prima te gebruiken. Bij meer wind of op een dieper water kan er verhoogd worden naar een drijfvermogen tot 2 gram.
Een plotselinge verandering in windrichting
Het is lastig hier goed op in te spelen en dus zullen de vissen slecht bijten. Ga liever vissen als de windrichting al een paar dagen hetzelfde is. TIP: Dagen met wat meer wind hebben vaak wel een positief effect op de vangsten.
Grote meren.
Ook op de grootse wateren van Nederland zwemt witvis, zoals op het Markermeer of het Haringvliet. Kanalen: vanzelfsprekend zwemmen op de vele kanalen die onze landen rijk zijn, zoals het Kanaal door Voorne of bijvoorbeeld de Urkervaart ook witvissen.
Let op de regen
Lichte regen in combinatie met een hoge temperatuur is de beste combinatie. Door de lichte regen vertroebelt het water waardoor vissen je minder goed kunnen zien. Ook zorgt lichte regen ervoor dat insecten in het water terecht komen. Harde regen heeft een negatief effect op de vissen.
Water zonder stroming en weinig tot geen wind: Vissen met een staande haak, is als de haak met de onderkant op de bodem “staat“. De dobber wordt dan zodanig uitgelood dat de antenne nog net boven water uitsteekt wanneer het peillood de bodem raakt. Water met stroming of wind van opzij: Vis dik op de bodem.
Op brasem is goed te vissen met een vaste hengel en een lijn van 12/00 tot 16/00 millimeter dik. In stilstaand water kan je een slanke dobber voor 1 à 1,5 gram lood gebruiken; in stromend water heb je een zwaardere pen nodig. Als haakjes zijn de nummers 10 tot 14 geschikt.
Bij een schuivende dobbermontage is het echter mogelijk in iedere waterdiepte te vissen. Bij de schuivende dobbermontage glijdt de lijn vrij door de geleideringen van de dobber. De dobber wordt gestopt door een stopper die op de lijn bevestigd zit, naar de haak toe wordt de dobber als laatste gestopt door de wartel.
Is het oppervlakte water koud zoals in de winter dan zal de forel naar de diepte gaan waar het iets warmer is. Op vijvers tot 3 meter diep is dit dan meestal vlak bij de bodem.
Zoals bij elke visserij is de haak het belangrijkste onderdeel van je montage. Bij het forelvissen moet je denken aan forelhaken met een grote tussen maat 4 en 12. Vaak wordt gedacht dat het vissen met een zo klein mogelijke haak het meest effectief is.
Bij het forelvissen gebruik je altijd soepele zachte nylon lijn. Tijdens het forelvissen zijn er veel technieken waarbij actief gevist wordt en soepele lijnen dus een must zijn. De aanbeten van een forel zijn soms explosief en onder de dril mag de forel graag springen.