Bij het vak bedrijfseconomie worden de loonkosten per product gezien als een maatstaf voor de concurrentiepositie van een onderneming. Je berekent de loonkosten per product als volgt: totale loonkosten / totale productie.
Hoe bereken je loonkosten? Je berekent je loonkosten door alle kosten voor je medewerkers bij elkaar op te tellen. De totale loonkosten bestaan dan uit: Het loon (de verplichte loonkosten)
De werkgeverslasten die direct samenhangen met het inzetten van individuele werknemers in het productieproces. Ze bestaan uit twee hoofdcomponenten: lonen en salarissen enerzijds en de sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds.
Hoe kun je dat dan vangen in een percentage? Dat doe je door de totale arbeidskosten (alle brutoloonkosten bij elkaar opgeteld) te delen door de totale omzet.
De loonkosten per gewerkt uur stegen met 5,3 procent.De loonkosten zijn de optelsom van de lonen, sociale premies ten laste van werkgevers en eindheffingen minus loonkostensubsidies. De loonontwikkeling van werknemers die niet onder een cao vallen is ook meegenomen in deze cijfers.
Loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie. Loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit.
Voorbeeld: Een werknemer werkt full-time (40-uur) en heeft een kost maandelijks € 5000,-. Door dit bedrag te delen door het aantal gewerkte uren die maand (4 x 40 = 160 uur) kan worden berekend dat de loonkosten per uur voor deze medewerker € 31,25 bedragen.
Bereken de arbeidskosten per uur van een werknemer door het brutoloon op te tellen bij de totale kosten van de gerelateerde uitgaven (inclusief jaarlijkse loonheffingen en jaarlijkse overheadkosten) en dit vervolgens te delen door het aantal uren dat de werknemer per jaar werkt .
Naast de directe loonkosten zijn er ook indirecte loonkosten. Dit zijn pensioenopbouw, tegemoetkoming woon-werkverkeer, waaronder kosten van leaseauto's, overwerkvergoedingen, kinderopvang, ambtsjubilea, andere onkosten en secundaire arbeidsvoorwaarden.
De personeelskosten voor de werkgever bedragen gemiddeld 65 tot 82% van de totale kosten en 15 tot 36% van de omzet. Onderdeel van de personeelskosten zijn de premies werkgeverslasten. Deze bedragen ongeveer 25 tot 35 procent van het bruto uurloon van een medewerker.
De kosten voor het loon boek je op een kostenrekening op de winst-en-verliesrekening, en met tussenrekeningen op de balans onder 'passiva - kortlopende schulden' registreer je de te betalen loonkosten.
Als aannemer kunt u ook uw werkelijke eenheidsprijs berekenen om een nauwkeurigere schatting te maken. Vermenigvuldig het directe uurtarief voor arbeid met de tijd die nodig is om de assemblage te voltooien om uw totale arbeidskosten te krijgen . Bereken de materiaalkosten afzonderlijk en tel deze op bij de totale arbeidskosten om uw totale directe kosten te krijgen.
Loonkosten zijn de kosten die je als werkgever uitgeeft aan een werknemer. In ons land hangen die af van heel wat randvoorwaarden die voor veel sectoren vastliggen in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
Werk je dus fulltime, dan werk je meestal 40 uur per week en dus 160 uur per maand. Om je bruto salaris te berekenen, deel je je bruto maandsalaris door het aantal uren dat je per maand werkt. In het voorbeeld van €2.500 bruto per maand en 160 uur per maand is het bruto uurloon €15,63 (€2.500/160).
Hoe bereken ik variabele kosten? De variabele kosten zijn te berekenen door het aantal producten en de totale kosten van elkaar af te trekken en vervolgens door elkaar te delen.
Deel het aantal parttime uren dat je wilt werken door de fulltime uren en vermenigvuldig dit met 100. Dit is het parttime percentage. Vermenigvuldig dit percentage met het fulltime salaris voor het parttime salaris.
De kosten voor personeel noemen we de loonkosten. De loonkosten per werknemer bestaan uit het brutoloon van de werknemer én enkele sociale premies die de werkgever moet betalen voor deze werknemer. Soms moet de werkgever ook een deel van de pensioenpremie betalen.
Dit omvat niet alleen het bruto salaris van de werknemer, maar ook alle andere kosten die de werkgever betaalt, zoals werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen, pensioenbijdragen, vakantiegeld, reiskostenvergoedingen en andere vergoedingen en bonussen.
U houdt loonheffingen in op het salaris van uw personeel. U draagt deze heffingen af aan de Belastingdienst. Het gaat om verschillende verplichte premies en bijdragen. Bijvoorbeeld de loonbelasting, premies voor volksverzekeringen en werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
Om directe arbeidskosten te berekenen, identificeer je hoeveel het je per uur kost aan arbeid en vermenigvuldig je dat tarief met het aantal gewerkte uren . Bijvoorbeeld, als een taak 20 uur duurt voor een werknemer die $ 17 per uur betaald krijgt om te voltooien, dan zijn de directe arbeidskosten voor die taak $ 17 x 20, of $ 340.
Variabele kosten zijn kosten die wel veranderen, als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd, bijvoorbeeld de grondstofkosten. De totale kosten bestaan uit de totale variabele kosten en de totale constante kosten: totale kosten (TK) = totale variabele kosten (TVK) + totale constante kosten (TCK).
De arbeid (W) die een kracht (F) verricht is gelijk aan de kracht keer de verplaatsing (s) die de kracht veroorzaakt (W=F·s).
Gemiddeld salaris per leeftijd
Zoals gezegd, bepaalt ook leeftijd mee in de hoogte van je salaris. In uurlonen ligt het gemiddeld salaris van jongeren tot 25 jaar rond de 15 euro bruto of minder per uur (blijkt uit cijfers van het CBS uit 2020 ).
Vermenigvuldig je uurloon met het aantal uur dat je per week werkt.Vermenigvuldig dit bedrag met 13 en deel het dan door 3. Nu heb je je maandloon berekend. Dat ligt eraan hoeveel uur je per week (en dus per maand) werkt.
Een all-in loon inclusief vakantiegeld en de opbouw van vakantiedagen moet minimaal 119,49% van het jouw bruto uurloon zijn. Verdien je bijvoorbeeld €10,55 euro bruto per uur, dan moet je all-in loon minimaal €12,61 bedragen.