Iedereen kan wiskunde leren! Methodiek is ook enorm belangrijk en iets dat we allemaal kunnen verbeteren om zo onze relatie met wiskunde een beetje meer liefdevol te maken. De lesmethode is de manier van lesgeven, die moet aansluiten op de leerstijl van een leerling, wat de manier is waarop iemand iets leert.
Ter voorbereiding van de toets leer je dus de theorie en oefen je met sommen om de theorie toe te passen. Zorg er voor dat je op het niveau van de toets oefent. Bij de meest gebruikte wiskunde methode Getal en Ruimte maak je bijvoorbeeld niet alleen de D-toets en de Herhaling.
De meeste leerlingen vinden wiskunde vooral moeilijk omdat het abstract is. Het is onzichtbaar, er bestaan eenmaal geen werkelijke wiskundige objecten. Leerlingen die veel visualiseren zullen wiskunde daarom ook moeilijker vinden. Zij kunnen dan niet een goed beeld krijgen en snappen zij het niet.
Schrijf je antwoorden volledig op, met berekeningen, tussenstappen en eenheden. Bij wiskunde gaat het niet zo zeer om het antwoord, maar om de 'weg ernaar toe'. Leg dus altijd uit hoe je tot je antwoord bent gekomen. Dit kan aan de hand van een tekening, berekening of een korte toelichting.
Wiskunde is eigenlijk veel meer een vaardigheid dan een leervak. Je moet het vooral veel doen! Je kunt het wel een beetje vergelijken met het spelen van een instrument. Je moet er eerst wel wat voor leren (snappen hoe het instrument en de muziek in elkaar zit), maar je moet er vooral heel veel voor oefenen.
Het is onmogelijk om goed wiskunde te leren door alleen maar te lezen en te luisteren. Om wiskunde te leren moet je de mouwen opstropen en aan de slag gaan met het studeren. Het is dan ook een vak waarbij je genoeg tijd moet stoppen in het actief leren om het onder de knie te krijgen.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
Bijvoorbeeld allerlei beroepen in de verzorging (mens en dier) , in de commercie/verkoop, creatieve opleidingen, kapper, bakker, horeca, kok, media en entertainment,... eigenlijk heeft het niet-hebben van wiskunde in je pakket maar consequenties voor een paar opleidingen, en eigenlijk alleen op niveau 4.
Van boodschappen doen tot douchen, van koken tot een ritje met de auto maken, van de rekening betalen tot muziek draaien – wiskunde is onlosmakelijk verbonden met de wereld om ons heen! Op het moment dat je dat zelf gaat inzien, zul je ook inzien hoe leuk wiskunde is!
Wiskunde schept orde in de chaos van de wereld
Al deze verbanden zijn uit te drukken in formules en scheppen daarmee orde in en begrip van ons universum. Formules zijn daarom niet alleen belangrijk bij het vak wiskunde zelf. Zij zijn ook onmisbaar bij vakken als natuurkunde, scheikunde, biologie en economie.
De basisbegrippen van wiskunde onder de knie krijgen is niet makkelijk, maar toch is het een essentieel onderdeel van het lager en middelbaar onderwijs dat je serieus moet nemen. Waarom? Wiskunde kan een universele taal worden genoemd omdat ze over de hele wereld gelijkwaardig is.
Van Dale: wis·kun·de de; v − wetenschap die zich bezighoudt met de eigenschappen van als zelfstandige gegevens beschouwde grootheden. Het vak wiskunde heeft als doel het begrijpen en toepassen van wiskundige begrippen en formules binnen een sociaal- (wiskunde A) of een exact (wiskunde B) wetenschappelijke context.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
Je IQ ligt minder vast dan gedacht. Veranderingen in het volume van bepaalde hersengebiedjes tijdens je pubertijd kunnen je intelligentiescore flink omhoog krikken – of juist omlaag. Je intelligentie, uitgedrukt in IQ, verandert gedurende je leven nauwelijks.
In tegenstelling tot wat vaak gezegd wordt, helpt het oefenen van IQ tests wel degelijk. Je score op een IQ test, bij een assessment vaak cognitieve capaciteitentest genoemd, kun je verhogen door oefening en training. Aan je prestaties zit echter wel een 'plafond'.
Je IQ of intelligentieniveau is niet aangeboren en ligt dus niet vast bij je geboorte. Overigens is het meten van IQ niet hetzelfde als het meten van intelligentie of slimheid. IQ testen meten vooral abstracte logica.