De of het zegel? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord zegel? Is het de zegel of het zegel? Het juiste lidwoord dat je voor het woord zegel moet gebruiken is:
De zegel
Aanwijzend voornaamwoord zegel
Dit of deze zegel: deze zegel
Dat of die zegel: die zegel

Bezittelijk voornaamwoord zegel
Onze of ons zegel: onze zegel
Jouw of jou: jouw zegel

Elke of elk zegel?
Elke zegel
Gerelateerd aan zegel