De of het zedenspreuk? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord zedenspreuk? Is het de zedenspreuk of het zedenspreuk? Het juiste lidwoord dat je voor het woord zedenspreuk moet gebruiken is:
De zedenspreuk
Aanwijzend voornaamwoord zedenspreuk
Dit of deze zedenspreuk: deze zedenspreuk
Dat of die zedenspreuk: die zedenspreuk

Bezittelijk voornaamwoord zedenspreuk
Onze of ons zedenspreuk: onze zedenspreuk
Jouw of jou: jouw zedenspreuk

Elke of elk zedenspreuk?
Elke zedenspreuk
Gerelateerd aan zedenspreuk