De of het woonwagengezin? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord woonwagengezin? Is het de woonwagengezin of het woonwagengezin? Het juiste lidwoord dat je voor het woord woonwagengezin moet gebruiken is:
Het woonwagengezin
Aanwijzend voornaamwoord woonwagengezin
Dit of deze woonwagengezin: dit woonwagengezin
Dat of die woonwagengezin: dat woonwagengezin

Bezittelijk voornaamwoord woonwagengezin
Onze of ons woonwagengezin: ons woonwagengezin
Jouw of jou: jouw woonwagengezin

Elke of elk woonwagengezin?
Elk woonwagengezin
Gerelateerd aan woonwagengezin