De of het waterschoen? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord waterschoen? Is het de waterschoen of het waterschoen? Het juiste lidwoord dat je voor het woord waterschoen moet gebruiken is:
De waterschoen
Aanwijzend voornaamwoord waterschoen
Dit of deze waterschoen: deze waterschoen
Dat of die waterschoen: die waterschoen

Bezittelijk voornaamwoord waterschoen
Onze of ons waterschoen: onze waterschoen
Jouw of jou: jouw waterschoen

Elke of elk waterschoen?
Elke waterschoen
Gerelateerd aan waterschoen