De of het vliegvakantie? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord vliegvakantie? Is het de vliegvakantie of het vliegvakantie? Het juiste lidwoord dat je voor het woord vliegvakantie moet gebruiken is:
De vliegvakantie
Aanwijzend voornaamwoord vliegvakantie
Dit of deze vliegvakantie: deze vliegvakantie
Dat of die vliegvakantie: die vliegvakantie

Bezittelijk voornaamwoord vliegvakantie
Onze of ons vliegvakantie: onze vliegvakantie
Jouw of jou: jouw vliegvakantie

Elke of elk vliegvakantie?
Elke vliegvakantie
Gerelateerd aan vliegvakantie