De of het vliegticket? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord vliegticket? Is het de vliegticket of het vliegticket? Het juiste lidwoord dat je voor het woord vliegticket moet gebruiken is:
Het vliegticket
Aanwijzend voornaamwoord vliegticket
Dit of deze vliegticket: dit vliegticket
Dat of die vliegticket: dat vliegticket

Bezittelijk voornaamwoord vliegticket
Onze of ons vliegticket: ons vliegticket
Jouw of jou: jouw vliegticket

Elke of elk vliegticket?
Elk vliegticket
Gerelateerd aan vliegticket