De of het visvakantie? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord visvakantie? Is het de visvakantie of het visvakantie? Het juiste lidwoord dat je voor het woord visvakantie moet gebruiken is:
De visvakantie
Aanwijzend voornaamwoord visvakantie
Dit of deze visvakantie: deze visvakantie
Dat of die visvakantie: die visvakantie

Bezittelijk voornaamwoord visvakantie
Onze of ons visvakantie: onze visvakantie
Jouw of jou: jouw visvakantie

Elke of elk visvakantie?
Elke visvakantie
Gerelateerd aan visvakantie