De of het visseizoen? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord visseizoen? Is het de visseizoen of het visseizoen? Het juiste lidwoord dat je voor het woord visseizoen moet gebruiken is:
Het visseizoen
Aanwijzend voornaamwoord visseizoen
Dit of deze visseizoen: dit visseizoen
Dat of die visseizoen: dat visseizoen

Bezittelijk voornaamwoord visseizoen
Onze of ons visseizoen: ons visseizoen
Jouw of jou: jouw visseizoen

Elke of elk visseizoen?
Elk visseizoen
Gerelateerd aan visseizoen