De of het twintigeurobiljet? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord twintigeurobiljet? Is het de twintigeurobiljet of het twintigeurobiljet? Het juiste lidwoord dat je voor het woord twintigeurobiljet moet gebruiken is:
Het twintigeurobiljet
Aanwijzend voornaamwoord twintigeurobiljet
Dit of deze twintigeurobiljet: dit twintigeurobiljet
Dat of die twintigeurobiljet: dat twintigeurobiljet

Bezittelijk voornaamwoord twintigeurobiljet
Onze of ons twintigeurobiljet: ons twintigeurobiljet
Jouw of jou: jouw twintigeurobiljet

Elke of elk twintigeurobiljet?
Elk twintigeurobiljet
Gerelateerd aan twintigeurobiljet