De of het troosteten? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord troosteten? Is het de troosteten of het troosteten? Het juiste lidwoord dat je voor het woord troosteten moet gebruiken is:
Het troosteten
Aanwijzend voornaamwoord troosteten
Dit of deze troosteten: dit troosteten
Dat of die troosteten: dat troosteten

Bezittelijk voornaamwoord troosteten
Onze of ons troosteten: ons troosteten
Jouw of jou: jouw troosteten

Elke of elk troosteten?
Elk troosteten
Gerelateerd aan troosteten