De of het transiënt? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord transiënt? Is het de transiënt of het transiënt? Het juiste lidwoord dat je voor het woord transiënt moet gebruiken is:
De transiënt
Aanwijzend voornaamwoord transiënt
Dit of deze transiënt: deze transiënt
Dat of die transiënt: die transiënt

Bezittelijk voornaamwoord transiënt
Onze of ons transiënt: onze transiënt
Jouw of jou: jouw transiënt

Elke of elk transiënt?
Elke transiënt
Gerelateerd aan transiënt