De of het toertocht? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord toertocht? Is het de toertocht of het toertocht? Het juiste lidwoord dat je voor het woord toertocht moet gebruiken is:
De toertocht
Aanwijzend voornaamwoord toertocht
Dit of deze toertocht: deze toertocht
Dat of die toertocht: die toertocht

Bezittelijk voornaamwoord toertocht
Onze of ons toertocht: onze toertocht
Jouw of jou: jouw toertocht

Elke of elk toertocht?
Elke toertocht
Gerelateerd aan toertocht