De of het Thomas-theorema? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord Thomas-theorema? Is het de Thomas-theorema of het Thomas-theorema? Het juiste lidwoord dat je voor het woord Thomas-theorema moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord Thomas-theorema
Dit of deze Thomas-theorema:
dit Thomas-theorema
Dat of die Thomas-theorema:
dat Thomas-theorema
Bezittelijk voornaamwoord Thomas-theorema
Onze of ons Thomas-theorema:
ons Thomas-theorema
Jouw of jou:
jouw Thomas-theorema
Elke of elk Thomas-theorema?Elk Thomas-theorema
Gerelateerd aan Thomas-theorema