De of het taalgrens? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord taalgrens? Is het de taalgrens of het taalgrens? Het juiste lidwoord dat je voor het woord taalgrens moet gebruiken is:
De taalgrens
Aanwijzend voornaamwoord taalgrens
Dit of deze taalgrens: deze taalgrens
Dat of die taalgrens: die taalgrens

Bezittelijk voornaamwoord taalgrens
Onze of ons taalgrens: onze taalgrens
Jouw of jou: jouw taalgrens

Elke of elk taalgrens?
Elke taalgrens
Gerelateerd aan taalgrens