De of het sportleraar? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord sportleraar? Is het de sportleraar of het sportleraar? Het juiste lidwoord dat je voor het woord sportleraar moet gebruiken is:
De sportleraar
Aanwijzend voornaamwoord sportleraar
Dit of deze sportleraar: deze sportleraar
Dat of die sportleraar: die sportleraar

Bezittelijk voornaamwoord sportleraar
Onze of ons sportleraar: onze sportleraar
Jouw of jou: jouw sportleraar

Elke of elk sportleraar?
Elke sportleraar
Gerelateerd aan sportleraar