De of het overscholing? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord overscholing? Is het de overscholing of het overscholing? Het juiste lidwoord dat je voor het woord overscholing moet gebruiken is:
De overscholing
Aanwijzend voornaamwoord overscholing
Dit of deze overscholing: deze overscholing
Dat of die overscholing: die overscholing

Bezittelijk voornaamwoord overscholing
Onze of ons overscholing: onze overscholing
Jouw of jou: jouw overscholing

Elke of elk overscholing?
Elke overscholing
Gerelateerd aan overscholing