De of het opfriscursus? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord opfriscursus? Is het de opfriscursus of het opfriscursus? Het juiste lidwoord dat je voor het woord opfriscursus moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord opfriscursus
Dit of deze opfriscursus:
deze opfriscursus
Dat of die opfriscursus:
die opfriscursus
Bezittelijk voornaamwoord opfriscursus
Onze of ons opfriscursus:
onze opfriscursus
Jouw of jou:
jouw opfriscursus
Elke of elk opfriscursus?Elke opfriscursus
Gerelateerd aan opfriscursus