De of het onderwijsbevoegdheid? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord onderwijsbevoegdheid? Is het de onderwijsbevoegdheid of het onderwijsbevoegdheid? Het juiste lidwoord dat je voor het woord onderwijsbevoegdheid moet gebruiken is:
De onderwijsbevoegdheid
Aanwijzend voornaamwoord onderwijsbevoegdheid
Dit of deze onderwijsbevoegdheid: deze onderwijsbevoegdheid
Dat of die onderwijsbevoegdheid: die onderwijsbevoegdheid

Bezittelijk voornaamwoord onderwijsbevoegdheid
Onze of ons onderwijsbevoegdheid: onze onderwijsbevoegdheid
Jouw of jou: jouw onderwijsbevoegdheid

Elke of elk onderwijsbevoegdheid?
Elke onderwijsbevoegdheid
Gerelateerd aan onderwijsbevoegdheid