De of het oefentijd? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord oefentijd? Is het de oefentijd of het oefentijd? Het juiste lidwoord dat je voor het woord oefentijd moet gebruiken is:
De oefentijd
Aanwijzend voornaamwoord oefentijd
Dit of deze oefentijd: deze oefentijd
Dat of die oefentijd: die oefentijd

Bezittelijk voornaamwoord oefentijd
Onze of ons oefentijd: onze oefentijd
Jouw of jou: jouw oefentijd

Elke of elk oefentijd?
Elke oefentijd
Gerelateerd aan oefentijd