De of het oefenduel? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord oefenduel? Is het de oefenduel of het oefenduel? Het juiste lidwoord dat je voor het woord oefenduel moet gebruiken is:
Het oefenduel
Aanwijzend voornaamwoord oefenduel
Dit of deze oefenduel: dit oefenduel
Dat of die oefenduel: dat oefenduel

Bezittelijk voornaamwoord oefenduel
Onze of ons oefenduel: ons oefenduel
Jouw of jou: jouw oefenduel

Elke of elk oefenduel?
Elk oefenduel
Gerelateerd aan oefenduel