De of het natuurverschijnsel? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord natuurverschijnsel? Is het de natuurverschijnsel of het natuurverschijnsel? Het juiste lidwoord dat je voor het woord natuurverschijnsel moet gebruiken is:
Het natuurverschijnsel
Aanwijzend voornaamwoord natuurverschijnsel
Dit of deze natuurverschijnsel: dit natuurverschijnsel
Dat of die natuurverschijnsel: dat natuurverschijnsel

Bezittelijk voornaamwoord natuurverschijnsel
Onze of ons natuurverschijnsel: ons natuurverschijnsel
Jouw of jou: jouw natuurverschijnsel

Elke of elk natuurverschijnsel?
Elk natuurverschijnsel
Gerelateerd aan natuurverschijnsel