De of het lentegroen? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord lentegroen? Is het de lentegroen of het lentegroen? Het juiste lidwoord dat je voor het woord lentegroen moet gebruiken is:
Het lentegroen
Aanwijzend voornaamwoord lentegroen
Dit of deze lentegroen: dit lentegroen
Dat of die lentegroen: dat lentegroen

Bezittelijk voornaamwoord lentegroen
Onze of ons lentegroen: ons lentegroen
Jouw of jou: jouw lentegroen

Elke of elk lentegroen?
Elk lentegroen
Gerelateerd aan lentegroen