De of het IP-adres? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord IP-adres? Is het de IP-adres of het IP-adres? Het juiste lidwoord dat je voor het woord IP-adres moet gebruiken is:
Het IP-adres
Aanwijzend voornaamwoord IP-adres
Dit of deze IP-adres: dit IP-adres
Dat of die IP-adres: dat IP-adres

Bezittelijk voornaamwoord IP-adres
Onze of ons IP-adres: ons IP-adres
Jouw of jou: jouw IP-adres

Elke of elk IP-adres?
Elk IP-adres
Gerelateerd aan IP-adres