De of het ICT-vaardigheid? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord ICT-vaardigheid? Is het de ICT-vaardigheid of het ICT-vaardigheid? Het juiste lidwoord dat je voor het woord ICT-vaardigheid moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord ICT-vaardigheid
Dit of deze ICT-vaardigheid:
deze ICT-vaardigheid
Dat of die ICT-vaardigheid:
die ICT-vaardigheid
Bezittelijk voornaamwoord ICT-vaardigheid
Onze of ons ICT-vaardigheid:
onze ICT-vaardigheid
Jouw of jou:
jouw ICT-vaardigheid
Elke of elk ICT-vaardigheid?Elke ICT-vaardigheid
Gerelateerd aan ICT-vaardigheid