De of het huwelijksgeluk? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord huwelijksgeluk? Is het de huwelijksgeluk of het huwelijksgeluk? Het juiste lidwoord dat je voor het woord huwelijksgeluk moet gebruiken is:
Het huwelijksgeluk
Aanwijzend voornaamwoord huwelijksgeluk
Dit of deze huwelijksgeluk: dit huwelijksgeluk
Dat of die huwelijksgeluk: dat huwelijksgeluk

Bezittelijk voornaamwoord huwelijksgeluk
Onze of ons huwelijksgeluk: ons huwelijksgeluk
Jouw of jou: jouw huwelijksgeluk

Elke of elk huwelijksgeluk?
Elk huwelijksgeluk
Gerelateerd aan huwelijksgeluk