De of het genenpaar? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord genenpaar? Is het de genenpaar of het genenpaar? Het juiste lidwoord dat je voor het woord genenpaar moet gebruiken is:
Het genenpaar
Aanwijzend voornaamwoord genenpaar
Dit of deze genenpaar: dit genenpaar
Dat of die genenpaar: dat genenpaar

Bezittelijk voornaamwoord genenpaar
Onze of ons genenpaar: ons genenpaar
Jouw of jou: jouw genenpaar

Elke of elk genenpaar?
Elk genenpaar
Gerelateerd aan genenpaar