De of het fietsvakantie? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord fietsvakantie? Is het de fietsvakantie of het fietsvakantie? Het juiste lidwoord dat je voor het woord fietsvakantie moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord fietsvakantie
Dit of deze fietsvakantie:
deze fietsvakantie
Dat of die fietsvakantie:
die fietsvakantie
Bezittelijk voornaamwoord fietsvakantie
Onze of ons fietsvakantie:
onze fietsvakantie
Jouw of jou:
jouw fietsvakantie
Elke of elk fietsvakantie?Elke fietsvakantie
Gerelateerd aan fietsvakantie