De of het fagocytose? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord fagocytose? Is het de fagocytose of het fagocytose? Het juiste lidwoord dat je voor het woord fagocytose moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord fagocytose
Dit of deze fagocytose:
deze fagocytose
Dat of die fagocytose:
die fagocytose
Bezittelijk voornaamwoord fagocytose
Onze of ons fagocytose:
onze fagocytose
Jouw of jou:
jouw fagocytose
Elke of elk fagocytose?Elke fagocytose
Gerelateerd aan fagocytose