De of het desoxyribonucleïnezuur? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord desoxyribonucleïnezuur? Is het de desoxyribonucleïnezuur of het desoxyribonucleïnezuur? Het juiste lidwoord dat je voor het woord desoxyribonucleïnezuur moet gebruiken is:
Het desoxyribonucleïnezuur
Aanwijzend voornaamwoord desoxyribonucleïnezuur
Dit of deze desoxyribonucleïnezuur:
dit desoxyribonucleïnezuur
Dat of die desoxyribonucleïnezuur:
dat desoxyribonucleïnezuur
Bezittelijk voornaamwoord desoxyribonucleïnezuur
Onze of ons desoxyribonucleïnezuur:
ons desoxyribonucleïnezuur
Jouw of jou: jouw desoxyribonucleïnezuur
Elke of elk desoxyribonucleïnezuur? Elk desoxyribonucleïnezuur