De of het buurkind? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord buurkind? Is het de buurkind of het buurkind? Het juiste lidwoord dat je voor het woord buurkind moet gebruiken is:
Het buurkind
Aanwijzend voornaamwoord buurkind
Dit of deze buurkind: dit buurkind
Dat of die buurkind: dat buurkind

Bezittelijk voornaamwoord buurkind
Onze of ons buurkind: ons buurkind
Jouw of jou: jouw buurkind

Elke of elk buurkind?
Elk buurkind
Gerelateerd aan buurkind