De of het blijf-van-mijn-lijfhuis? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord blijf-van-mijn-lijfhuis? Is het de blijf-van-mijn-lijfhuis of het blijf-van-mijn-lijfhuis? Het juiste lidwoord dat je voor het woord blijf-van-mijn-lijfhuis moet gebruiken is:
Het blijf-van-mijn-lijfhuis
Aanwijzend voornaamwoord blijf-van-mijn-lijfhuis
Dit of deze blijf-van-mijn-lijfhuis:
dit blijf-van-mijn-lijfhuis
Dat of die blijf-van-mijn-lijfhuis:
dat blijf-van-mijn-lijfhuis
Bezittelijk voornaamwoord blijf-van-mijn-lijfhuis
Onze of ons blijf-van-mijn-lijfhuis:
ons blijf-van-mijn-lijfhuis
Jouw of jou: jouw blijf-van-mijn-lijfhuis
Elke of elk blijf-van-mijn-lijfhuis? Elk blijf-van-mijn-lijfhuis