De of het Belgisch-Nederlands? Welk lidwoord is juist?

Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord Belgisch-Nederlands? Is het de Belgisch-Nederlands of het Belgisch-Nederlands? Het juiste lidwoord dat je voor het woord Belgisch-Nederlands moet gebruiken is:
Het Belgisch-Nederlands
Aanwijzend voornaamwoord Belgisch-Nederlands
Dit of deze Belgisch-Nederlands: dit Belgisch-Nederlands
Dat of die Belgisch-Nederlands: dat Belgisch-Nederlands

Bezittelijk voornaamwoord Belgisch-Nederlands
Onze of ons Belgisch-Nederlands: ons Belgisch-Nederlands
Jouw of jou: jouw Belgisch-Nederlands

Elke of elk Belgisch-Nederlands?
Elk Belgisch-Nederlands
Gerelateerd aan Belgisch-Nederlands