De of het aarzelaar? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord aarzelaar? Is het de aarzelaar of het aarzelaar? Het juiste lidwoord dat je voor het woord aarzelaar moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord aarzelaar
Dit of deze aarzelaar:
deze aarzelaar
Dat of die aarzelaar:
die aarzelaar
Bezittelijk voornaamwoord aarzelaar
Onze of ons aarzelaar:
onze aarzelaar
Jouw of jou:
jouw aarzelaar
Elke of elk aarzelaar?Elke aarzelaar
Gerelateerd aan aarzelaar